Sanne, praktijkondersteuner

Wanneer je als praktijkondersteuner in een huisartsenpraktijk werkt, komt het corona virus  letterlijk en figuurlijk de drempel over. Voor Sanne, die als praktijkondersteuner in een kleine huisartsenpraktijk werkt, heeft dat grote invloed op de manier waarop ze haar werk kan doen. Sanne behandelt en begeleidt mensen met chronische aandoeningen zoals diabetes, longziekten (astma en COPD) en hart- en vaatziekten normaal gesproken in de praktijk. Maar wanneer de praktijk met één artsenkamer en een kamer waar zowel de assistente als Sanne gebruik van maken te klein is om veilig te kunnen werken, is verandering noodzakelijk. Nu werken zij samen met een grotere praktijk in een buurdorp en kunnen de huisartsen gezamenlijk in een ‘schone’ en een ‘vuile’ praktijk (mensen met of verdacht van corona) patiënten ontvangen. Voor alle praktijkondersteuners geldt het advies: werk zoveel mogelijk telefonisch en vanuit huis. Voor Sanne heeft dit nog extra impact: de praktijk waar zij werkt, wordt gebruikt als ‘vuile’ praktijk en daarmee is zij voorlopig haar eigen werkplek kwijt.  

‘Dat is een uitdaging op vele fronten’, zegt Sanne. ‘Met drie jonge kinderen die om de beurt ziek zijn en daarom niet naar de opvang kunnen is dat echt improviseren en optimaal flexibel zijn. Gelukkig heeft mijn partner een dag door de week vrij. Op die dag ben ik op de ‘schone’ praktijk.’
In eerste instantie kreeg Sanne het advies om alle patiënten waar zij een afspraak mee had op te bellen, te informeren hoe het met ze gaat om vervolgens de afspraak te verzetten. ‘Dat vonden de mensen echt allemaal oké’, zegt Sanne. ‘Zij waren ook wel opgelucht dat ze niet naar de praktijk hoefden te komen. Maar omdat de pandemie langer duurt, heeft de huisarts andere afspraken met me gemaakt. Nu bel ik evengoed, maar ben ik kritischer aan de telefoon; ik probeer door het stellen van bepaalde vragen een inschatting te maken of het uitstellen van een afspraak verantwoord is of niet.

Nu pas merk ik wat mijn ogen me al die tijd daarvoor aan informatie hebben verschaft. Ik kan door de telefoon niet zien hoe iemand zich verzorgd heeft, of iemand er moe uitziet of wat iemands gelaatskleur is. Want zéggen dat het goed gaat, betekent niet automatisch dat dat ook zo is.

Mensen met diabetes bijvoorbeeld, zijn nu extra kwetsbaar. Stress heeft invloed op de suikerspiegel en omdat ik hen niet kan zien, moet ik me een beeld vormen aan de hand van de antwoorden die ik op mijn vragen krijg. Ik voel me erg verantwoordelijk dat ik mijn patiënten ook nu veilige zorg blijf bieden. Dus vraag ik echt verder door’, vervolgt Sanne. Bij oudere patiënten met diabetes die alleen wonen, vraagt ze wie er nu de boodschappen voor hen doet en waar diegene in de winkel op let: wordt er suikervrije jam of vruchtenyoghurt gekocht of niet? Hoeveel bewegen haar patiënten nog? Maken zij dagelijks nog een wandelingetje en blijft hun conditie op peil? 

De druk is behoorlijk toegenomen voor Sanne; het bellen zelf is intensiever omdat ze met minder zintuigen dezelfde informatie wil krijgen en dat kost meer tijd. Er wordt nu geen bloed meer geprikt wanneer het niet per sé hoeft, dus objectieve informatie is weggevallen. Sanne moet het beeld nu echt via duidelijke vragen aan de patiënt helder krijgen. Ze ervaart extra verantwoordelijkheid om niets over het hoofd te zien en dat kost veel energie. ‘Het werk gaat minder uit mijn hoofd dan in de gewone weken’, vertelt ze. ’Ook omdat mensen minder een beroep op de mantelzorg kunnen doen, moet ik extra alert zijn. Maar de telefoontjes met mijn patiënten leveren me ook energie op: mensen zijn blij dat ze me even spreken. Het stelt hen gerust. En vergis je niet; veel patiënten spreek ik al jaren heel regelmatig en het doet me goed wanneer ik merk dat ik echt een vertrouwensband met hen heb opgebouwd. Soms maak ik me erge zorgen. Dan neemt iemand de telefoon niet op, hoe vaak en op welke tijden  ik ook bel. Dan voel ik me echt ongerust. Dan schakel ik bijvoorbeeld de thuiszorg in om te gaan kijken. Eenmaal bleek dat maar goed ook. Dan schrik ik toch wel even …’  

Gelukkig kan zij altijd overleggen met de huisarts van de praktijk, hoe druk deze het ook heeft. Daar is alle ruimte voor. ‘Dat is belangrijk voor de patiënt en ook voor mij. Ik heb meer verantwoordelijkheden en het is fijn dat er steeds een arts achter me staat als het nodig is; ik hoef het niet alleen te doen. Het is fijn dat ook de patiënten ervaren dat ze er niet alleen voor staan. De opluchting in de stem van de patiënt wanneer ik bel, zegt ook iets over de band ik met hen heb opgebouwd. Dat ik ze in deze periode ook via de telefoon echt tot steun kan zijn, raakt me. Dan voel ik me enorm van betekenis en dat is fijn.’

april 2020