In een mooi bosrijk gebied liggen twaalf groepswoningen voor mensen met dementie. In één van deze woningen werkt Yvonne. Van de veertig jaar dat zij met mensen met dementie werkt, is dit de meest ingrijpende periode. Zowel voor de bewoners, hun familieleden, als voor Yvonne en haar collega’s.
Acht van de twaalf groepswoningen op het terrein zijn inmiddels in quarantaine. Yvonne vertelt: ‘We werken in deze woningen met volledig beschermende kleding; een speciaal pak, handschoenen, mondkapje en een spatbril. Deze bescherming is zwaar om in te werken. Het is oncomfortabel en vreselijk warm. Het pak wat veiligheid biedt, maakt onze bewoners bang en onrustig. Ze herkennen ons in deze kleding niet. Terwijl juist voor deze bewoners een gevoel van emotionele veiligheid en geruststelling zo belangrijk is.’
De deuren van de groepswoningen zijn dicht. Er zijn voor de bewoners geen activiteiten meer. Zij mogen geen bezoek ontvangen. De gewone dingen die voor afleiding zorgden, staan voorlopig in de ijskast. Yvonne en haar collega’s doen er alles aan om voor afleiding te zorgen, mensen gerust te stellen, nog fijne momenten te laten beleven. Maar het valt niet mee.
Ook de families van de bewoners zijn bezorgd. Zij moeten letterlijk afstand nemen van hun familielid terwijl ze juist de behoefte voelen dichterbij te zijn. Om daaraan enigszins tegemoet te komen is er per woning een collega voor een aantal uren ingeroosterd, die extra met de familie belt, mailt, geregeld foto’s stuurt en de contactpersoon mee laat lezen in het dossier waar een chatfunctie aan toe is gevoegd. ‘Dit kan het persoonlijke contact niet vervangen’, aldus Yvonne, ‘maar behalve de bewoners, is het ook belangrijk om de familie gerust te kunnen stellen.’
‘We weten al jaren dat lichamelijk contact met onze bewoners immens belangrijk is. Een geruststellende arm om je heen, een aai over je rug, je hand op een hand… Nu we de richtlijnen moeten volgen om zo het risico op besmetting minimaal te laten zijn, merken we nog veel sterker hoe belangrijk het is om mensen aan te raken. Hoe ons instinct dat als vanzelf wil doen. Hoe het instinct van de bewoners erom vraagt. Hoe triest en machteloos je je dan voelt wanneer dat niet mag.’
De logistiek tussen de woningen is veranderd. ‘Bij elke vanzelfsprekende handeling moet je nu nadenken. Even iets halen of brengen wat vergeten was, is er niet meer bij’, zegt Yvonne.
Ook hebben Yvonne en haar collega’s logistieke oplossingen gezocht om bij uitzondering familiebezoek mogelijk te maken bij bewoners die stervende zijn. Via een aparte zijdeur worden zij naar een aparte aangrenzende kamer geleid, waar hun dierbare ligt. Zo wordt afscheid nemen toch mogelijk gemaakt en blijft er altijd een hoofdtoegang tot de woning ‘schoon’.
Hartverwarmend zijn de steunbetuigingen van de families en soms van volslagen onbekenden, die kaartjes sturen of bijvoorbeeld cakejes bakken. Dat doet goed en helpt om de moed erin te houden.
Yvonne is trots op de familieleden die het toch maar volhouden en zich schikken naar de beperkingen die er zijn. Het meest trots is Yvonne op haar collega’s. Ze doen het samen, ze laten elkaar niet in de steek en werken schouder aan schouder. Ze nemen diensten over wanneer dat nodig is, zonder een vraag te stellen. Ze nemen het zoals het is. Zolang het nodig is. En doen er alles aan om zelf niet ziek te worden en kunnen blijven werken, voor hun bewoners, voor elkaar en omdat ze het zelf willen.
Eén ding moet Yvonne nog van het hart: ‘Sommige mensen zijn erg laconiek. Zo van het is maar een griepje, mij overkomt niks, ik kan er wel tegen. Maar denk je eens in wat het voor mijn bewoners en collega’s betekent, wanneer wij door deze laconieke houding direct of indirect besmet raken! Wat betekent het voor de bewoners wanneer de vertrouwde aanwezigheid en geruststellende rituelen van mij of mijn collega’s wegvalt? Mensen, alsjeblieft, houd je aan de richtlijnen!’
maart 2020